zaterdag 22 oktober 2016

Metro Luchtbal


Het miezert. De metro is niet erg druk, maar druk genoeg om mensen elkaars lichaamsgeur op te laten snuiven. De ramen zijn vochtig, net als sommige passagiers. 

Drie meisjes staan in een hoek tegen elkaar geplakt. Twee van hen dragen een hoofddoek, het derde houdt een gsm omhoog. Allen kijken ze gefascineerd naar het scherm. ‘Met vier vrouwen?’, vraagt het meisje met de zwarte hoofddoek. ‘Nee, toch?’, voegt het andere gehoofddoekte meisje toe. ‘Ja. Met vier vrouwen. Ik ben zo trots op hem. En blij voor hen natuurlijk.’, antwoordt het meisje met de gsm. De andere meisjes zijn het er niet mee eens. ‘Ik vind het niet kunnen.’, zegt de ene. ‘Een huwelijk is toch iets tussen één man en één vrouw. Niet één man en vier vrouwen?’ Haar vriendin knikt. ‘Ja, zou jij het fijn vinden als jouw man nog drie andere vrouwen heeft? Dat kan toch niet.’ Het meisje wijst naar haar gsm. ‘Kijk, ze lachen. Ze zijn allemaal tevreden. Mijn broer heeft er nog nooit zo gelukkig uitgezien. Zou jij een echtgenoot weigeren omdat hij nog drie andere vrouwen heeft?’ De twee andere meisjes lachen. ‘Absoluut. Daar zou ik geen probleem mee hebben.’ Het meisje steekt haar gsm in haar broekzak. ‘Ondankbaar. Dat zijn jullie.’ Ze kijkt even uit het raam en haalt dan haar gsm weer tevoorschijn. ‘Had ik jullie de taart al laten zien?’, vraagt ze iets bedeesder. 

Een jongen draagt rode schoenen met blauwe klittenband. Hij slingert tussen de harde, gele lianen van De Lijn, springt van zijn stoeltje moedig de afgrond in en hangt dan ondersteboven uit te hijgen. Zijn vader zegt dat dit geen speeltuin is. De jongen kijkt rond en begrijpt zijn vader niet.

Aan de halte huilt een meisje. Ze snikt luid en opzichtig. Een jongen, die enkele stappen van haar vandaan staat, kijkt af en toe naar haar. Telkens draait ze haar hoofd theatraal weg. Wanneer de deuren van de metro zich openen, stapt de jongen op. Het meisje rent naar hem toe. Hij duwt haar weg. Ze valt achterover. Even zweeft haar jurk als een luchtballon boven haar hoofd. Dan zakt ze in elkaar, haar gezicht bedekt met de leeggelopen ballon. Ze draagt Star Wars ondergoed. De deuren gaan dicht, de jongen draait zich om en zucht opgelucht. 

Een man draagt een iets te strakke, purperen broek die niet past bij zijn witte haar. Hij staat ook net iets te dicht bij zijn medepassagiers, en praat net iets te luid. ‘Hallo? Rudy? Ja? Hallo? Ha- Hallo?’ Rudy hoort hem duidelijk niet. ‘Patricia. Hallo. Hallo. Kan je Rudy even doorgeven? Ja? Rudy. Ja. Ik had gehoord dat jij van wijn houdt, en ook van konijn.’ Dit zorgt voor een bulderlach die de metro heen en weer doet schokken. ‘Nee, ik vroeg me gewoon af of jij nog zin had in koffie straks. Want als je kan, zou dat goed zijn, maar als je niet kan, dan is dat ook goed.’ Rudy heeft geen zin in koffie. ‘Nee, dat is goed’, liegt de man. ‘Doei.’ Hij kijkt beteuterd uit het raam. Rudy kan zijn gelaat toch niet zien.